Nieuws

Aankoop voer belangrijkste kostenpost in VS

Gepubliceerd op
23 mei 2018

Maandelijks wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse melkveehouderij en een aantal andere exporterende zuivellanden landen via een specifiek kengetal. Deze keer ligt de focus op het aandeel voergebonden kosten ten opzichte van de totale kosten. De Vereningde Staten spant de kroon. Van de totale kosten is daar bijna 70 procent gerelateerd aan de aankoop van voer.

Bijna 70 procent van de totale kosten bestaan uit voergebonden kosten op typische melkveebedrijven in de Verenigde Staten (Californië) . Dat blijk uit de resultaten in figuur 1. De voergebonden kosten bestaan uit kosten voor aankoop van voer en uit kosten die noodzakelijk zijn om eigen voer te telen. Het melkveebedrijf in Californië met 1100 koeien koopt het merendeel van het voer aan, zodat de kosten voor aangekocht voer bijna 60% van de totale kosten uitmaken.

Op het Nederlandse melkveebedrijf bestaat krap 20% van de kosten uit kosten voor aankoop voer. Binnen Europa is dat een vrij normaal aandeel. In Ierland en Polen ligt de aankoop van voer nog een stuk lager, respectievelijk op 12 en 5 procent. Het meeste voer telen de herkenbare melkveebedrijven in deze landen zelf.

Opvallend in figuur 1 is dat de voergebonden kosten ten opzichte van de totale kosten in Europa lager zijn dan buiten Europa. In de meeste Europese landen liggen ze tussen de 40 en 60% van het kostentotaal. Op melkveebedrijven in belangrijke zuivellanden buiten Europa ligt het aandeel hoger op 60 tot 70%. In Argentinië valt op dat het aandeel variabele kosten met name de kosten voor mest, zaaizaad, gewasbescherming en beregening erg hoog ligt. In Australië en Nieuw-Zeeland bepalen de berekende en betaalde kosten voor grond een belangrijk deel van de totale kosten. In die beide landen ligt het totale kostenniveau overigens wel lager dan in andere landen.

Figuur: Aandeel voergebonden kosten ten opzichte van totale kosten in 2016. (Bron: IFCN 2017, gegevens 2016)
Figuur: Aandeel voergebonden kosten ten opzichte van totale kosten in 2016. (Bron: IFCN 2017, gegevens 2016)