Nieuws

Dierlijke mest zo goed mogelijk verdelen

Gepubliceerd op
27 juli 2016

Op veel bedrijven is nog veel dierlijke mest aanwezig, door de ongunstige weersomstandigheden. Hoe groot die voorraad is, verschilt sterk van bedrijf tot bedrijf. Maak nu de balans op: hoeveel mest is er nog, wat wil ik nog uitrijden en wat heb ik waar nodig? Wacht niet met zodebemesten, start wellicht met een wat grotere gift, vooral op percelen die het nodig hebben en werk netjes.

Bemestingsadvies

Houd rekening met kali. Te hoge giften kan de diergezondheid schaden. Maar vooral op maaipercelen, zeker op lichtere grond, is het van belang voldoende kali te geven. Op percelen die de afgelopen periode niet bemest konden worden, is de kans op een kaliovermaat klein. Hier kunt u gericht op inspelen.

Het algemene advies blijft: Geef de laatste dierlijke mest op gras bij voorkeur voor half augustus en bouw de overige N-bemesting in de vorm van kunstmest af tot uiterlijk 15 september. Benut zo de N-mineralisatie uit de bodem. Zo voorkomt te veel nawerking van dierlijke mest in het najaar. Tijdig bemesten geeft herfstgras met een wat lager Ruw Eiwit-gehalte en een hoger suikergehalte. De koeien vinden dat smakelijker en nemen het dus beter op. Bijkomend voordeel: met tijdig bemesten voorkomt u maaien tot in laat in het jaar (eind oktober/begin november).

De CBGV heeft in het bemestingsadvies de stifstofwerkingscoëfficiënten en de nawerking van dierlijke mest beschreven, in hoofdstuk 1.3 in de adviesbasis.
Houd hiermee rekening bij een aanvullende kunstmestgift.